‘Ga je dan ook even een rondje mee?’ vraagt mijn boer over
de telefoon. Ik heb hem de hele dag nog niet gezien, want hij is aan het
kuilen. En als je aan het kuilen bent, kun je daar geen moment mee ophouden. Ik
word dus vriendelijk verzocht met een lunchpakket en een fles rivella naar de
kuil bult te komen.
Kuilen is het tegenovergestelde wat je zou denken. Je maakt
namelijk geen kuil, maar een bult. Een bult van gras. Deze kuil bult is de
wintervoorraad voor de koeien. Ik haast
me er naar toe. De dochter is druk bezig met het inrijden van de kuil met de
Manitou.
Vol bewondering kijk ik hoe ze, gekleed in een roze topje,
haar blonde lokken in een staartje gebonden, het voertuig vakkundig heen en
weer manoeuvreert. Het gras moet stijf in elkaar gereden worden en de bult moet
mooi egaal zijn. Niemand kan dat beter dan zij, wordt mij verzekerd, geen
loonwerker kan tegen haar op.
Ik besluit mij op een andere manier nuttig maken. Met een
plasticzak vol boterhammen en de gewenste fles frisdrank, klim ik bij mijn boer
in de trekker. Hij racet meteen door, om meer gras van het weiland te halen.
Met rode wangen zit hij achter het stuur.
‘Het loopt als een tierelier,’ verklaart hij blij.
‘Dat is mooi,’ zeg ik en vertel hem de wederwaardigheden van
mijn dag. Mijn verhalen komen niet echt over, maar toch vind ik het leuk, zo
samen in die kleine cabine, hoog boven het land, zo nu en dan hotsend en
botsend door kuilen en greppels. De zon schijnt lekker door het glas en het
radiootje staat aan. We hebben zo een rondje gedaan.
‘Tot vanavond,’ roep ik, als ik van het trapje spring.
‘Heu!,’ is het antwoord.
Om half tien ’s avonds zit al het gemaaide gras in de kuil
bult en iedereen die op de boerderij rondloopt, wordt opgetrommeld om hem mee
af te dekken. Ik dus ook.
We staan met zijn allen op een rij en trekken zwart
landbouwplastic over het gras. Dit plastic noemen ze een kleedje. Gestaag, de
ruggen gebogen, klimmen we over de bult. Het kleedje achter ons aan. Het is
hartstikke zwaar. Kleedje, hoe verzinnen ze het! Mijn nagels drukken in het
plastic. Ik ben bang dat ze afbreken, maar dat zeg ik natuurlijk niet.
Dan moeten de autobanden er nog op, zodat het niet weg
waait. Deze liggen her en der in het gras. Er zit vies water aan de binnenkant
en dat maakt ze zwaar. Als we ze op de bult gooien, spat het alle kanten op.
Maar dan is het klaar. De oogst is binnen en keurig
opgeborgen. Precies op het moment dat de voedingswaarde van het gras op zijn
hoogst is. Vandaar die haast. Nu kan het fermenteren. Het zal een soort
zuurkool voor koeien worden.
Kuilen zal niet het mooiste werk zijn, maar als ik naar de
bult kijk, zoals die daar nu ligt te glimmen in het laatste avondlicht, voel ik
me tevreden. Over een week of vier maken we weer een nieuwe bult, maar
vooralsnog is de klus geklaard.
‘Eten. Er is nasi!’ roep ik en ga met de hele club naar
binnen. Daar zetten we het op een schranzen en bierdrinken, want daar heb je
wel zin in, als je gekuild hebt.
Groentje