‘Hij moet nog gemolken worden, hij heeft een uierontsteking
en hij moet bijna kalven.’
Waar gaat dit over? Over een koe of een stier? Verward kijk
ik naar mijn boer.
In de Nederlandse taal wordt er, in geval van twijfel, of
bij een overmacht van het mannelijke, meestal gekozen voor hij. Maar dat is hier niet aan de orde. We hebben maar een paar stieren en heel veel
koeien. Bovendien, als er één beest overduidelijk vrouwelijk is, is dat een
melkkoe.
Zij heeft een geprononceerde borstpartij: de uier. Zij geeft
melk, zoals alleen zoogdieren van het vrouwelijke geslacht dat kunnen en zij
heeft een vruchtbaarheidscyclus waar de hele bedrijfsvoering van een
melkveehouderij op gebaseerd is.
Mijn boer weet alles van hormonen en ziet aan een koe waar
ze zit in haar cyclus. Bij een bevalling treedt hij op als een volleerd
gynaecoloog. Gisteren kwam er bij de geboorte van een kalf een hele baarmoeder
mee naar buiten. Mijn boer duwde het orgaan weer keurig op haar plek en gaf een
spuit oxytocine toe.
‘En hij is weer in orde,’ verklaart hij nu bij de koffie.
‘Zij, ´ verbeter ik.
´Hij, zij, wat maakt dat nu uit,´ reageert hij.
´Je hebt het over een dier van het vrouwelijke geslacht.
Waarom zou je dat een hij noemen. En je ontkent daarmee iets van het wezen van de koe.´
´Pfff… Is er koek?´
Ik schuif hem een pak stroopwafels toe en denk na over mijn punt.
Alle boeren die ik ken, praten zo. Ligt het aan mijn
affiniteit met taal, dat ik het belangrijk vind om een koe een zij te noemen?
Dat is het niet alleen. Met zorgvuldig taalgebruik druk je ook respect uit.
Vind ik.
‘Volluk!’
De veehandelaar komt binnen en vraagt of hij een bepaalde
koe mee kan nemen.
‘Ja, dat ding staat al lang klaar. Kun je zo meenemen.’
Pardon. Dat ding?
Ik slik en vraag de handelaar of hij ook koffie wil.
‘Ja graag.’
Ik schenk de koffie, want ik ben het vrouwtje hier. Dat
wordt door niemand ook maar een moment vergeten of ontkend. Het boerenbedrijf
is ontzettend rolbevestigend. De mannen werken hard en daarom verwachten ze in
huis bediend te worden. Maar terug naar de koeien. Of de stieren.
Stel dat ik zou zeggen:
‘Die stier is niet zo fit. Volgens mij heeft ze last van
haar ballen.’
Iedere boer zou me smakelijk uitlachen.
Na de koffie ga ik even bij de koeien kijken. Ze hebben een
nieuw stuk weiland gekregen, met nog volop lang en lekker gras. De hele kudde
staat enthousiast te grazen. Hun tongen pakken steeds een polletje gras en
scheuren dat los: ‘grsj grsj grsj.’ Ze zien me wel, maar gaan onverstoorbaar
door. Zo nu en dan klinkt het geklater van een plas.
Zo plassen alleen vrouwen, denk ik met een glimlach.
‘Dag dames!’ roep ik en loop terug naar de boerderij.
Groentje