‘Kom Jouke!’ roep ik en onze hond springt de deur uit. Als
hij op de stoep landt, glijden zijn pootjes onder hem weg. IJzel. Daar had hij
niet op gerekend. Zwabberend als iemand die nog moet leren schaatsen, glijdt
hij mijn kant op.
We gaan mijn boer helpen een paar hoogzwangere koeien in het
strohok te krijgen. Dat is het gedeelte van de stal waar de koeien kalven: van
kalfjes bevallen.
‘Oei, wat is het glad,’ roep ik, zodra ik hem zie.
‘Ik hoop dat ze de melk kunnen ophalen,’ reageert hij
fronsend.
O ja. Daar had ik nog niet bij stilgestaan. Hoe moet die
grote melkwagen van Friesland Campina hier ooit veilig komen? De doodlopende
B-weg waar onze boerderij het begin van is, wordt niet gestrooid. Het begin van
de weg?
‘Jullie wonen toch aan het eind van de weg?’ zeggen mensen
altijd.
En dan is ons standaard reactie: ‘Jullie denken misschien
dat wij aan het einde van de wereld wonen, maar wij zien dat anders: bij ons
begint het!’ Dat is een erg leuk grapje, vinden wij.
Maar nu terug naar de logistieke problemen.
De roestvrijstalen tank die in ons tanklokaal staat te
glimmen is gigantisch. Er kan 24.000 liter in, maar hij is zelden vol. Iedere
drie dagen komen ze de melk ophalen. Meestal in het holst van de nacht. Wij horen het niet meer en Jouke neemt ook niet
de moeite om te blaffen, als het gevaarte ons erf opdraait.
Als de wagen niet komt, zullen we de melk moeten laten lopen.
Duizenden liters. Niet omdat de tank vol
is, maar omdat Friesland Campina alleen verse melk wil afnemen. Zonde! En een
financiële strop. We zijn hier niet tegen verzekerd en of de coöperatie het
gaat betalen? Daar moeten ze nog over vergaderen.
Glibberend over het erf doen we onze klussen. Bij de koffie
horen we op de radio dat heel Noord Nederland plat ligt. Gek eigenlijk: het is één
graad onder de nul en het regent een beetje. Meer is er niet aan de hand en
toch is het hele moderne leven ontregeld.
Mijn boer weet echter raad. Hij belt een loonbedrijf en die
strooien onze hele straat met zand. Dat is sowieso prettig, want dan kan ik ook
boodschappen doen, zonder gevaar voor eigen leven.
’s Avonds belt de chauffeur
van de melkwagen:
‘Kan ik bij jullie komen vannacht?’
‘Jazeker. De kust is veilig!’
Als ik lekker warm onder mijn dekbed lig en naar de gierende
wind buiten luister, denk ik aan de chauffeur. Hij heeft natuurlijk een
comfortabele cabine, maar toch.
‘Je zult nu maar al die weggetjes af moeten in het donker,’
zeg ik tegen mijn boer, die met de ogen open naast me ligt.
‘Ik heb een gebakje op de tank gezet,’ antwoordt hij, ‘Dan
heeft hij vannacht even iets lekkers.’
‘Wat lief,’ fluister ik geroerd en kruip hem lekker aan. Al
gauw hoor ik zijn ademhaling vertragen en ik voel ook bij mij de slaap komen.
Voor geen goud reed ik nu buiten rond, denk ik nog, ook niet
voor een gebakje.
Groentje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten