Als ik uit mijn slaapkamerraam kijk, zie ik een heel fijn,
zwart figuurtje naast Foekje, ons Friese paard, staan. Een veulentje! Ik glip
in mijn ochtendjas en ren naar beneden. Daar zit mijn boer al aan de havermout.
‘Heb je het gezien? Het veulentje is geboren.’
‘Ja,’ lacht hij. Ik ben er al bij geweest. Het is een merrie
en alles is in orde.
‘Hoe zullen we haar noemen?’
Omdat ze een stamboek heeft, is er een verplichte
beginletter. In dit geval de: A. Het moet een naam zijn die je met klasse en
elegantie associeert, vinden wij. We laten een aantal Friese meisjesnamen de
revue passeren: Aaltsje, Aafke, Anne, Aly, Akke… Allemaal te gewoontjes.
‘Adelheid?’ stelt mijn boer voor. Maar nee, dat is weer een
beetje te.
‘Alexandra?’ vraagt mijn boer, plotseling enthousiast.’
Ik ben het meteen met hem eens: zo zal ze heten.
Er worden bij ons bijna iedere dag kalveren geboren, maar een
babypaardje is toch iets speciaals. Kijk hoe het de hoge beentjes uitprobeert,
door meteen de eerste dag al parmantige sprongetjes te maken. En die lange,
donkere wimpers boven de glanzende ogen, de aandoenlijke pluisjes op de zacht
gebogen hals, die straks tot lange manen zullen uitgroeien. Haar teerheid en
kracht: ze is een sprookje!
De andere reden waarom we allemaal vertederd naar dit beest staan
te kijken en niet naar het zoveelste kalf, is omdat ze niet voor de productie
is bestemd. We hebben haar voor ons plezier. Natuurlijk zal mijn boer,
ondernemer pur sang, ook aan onze paarden geld weten te verdienen, maar dat is
niet de insteek.
De meeste boeren geven niet om ‘mooi’. Al die grote
landbouwmachines en nieuwe stallen moeten terugverdiend worden. Ze zaaien
massaal van dat blauwgroene Engels raaigras. Er groeit geen bloemetje tussen en
behalve ganzen en koeien (als die al naar buiten mogen) heeft geen dier er iets
te zoeken. Alles draait om zoveel mogelijk gras voor de koeien, zodat die steeds
meer melk geven.
Mijn boer is naar een bijeenkomst van ‘Silence of the Bees’
geweest. Met dit project wil men de aanplant van kruidenrijk gras stimuleren,
zodat insecten en in het bijzonder bijen, weer voedsel kunnen vinden in onze
groene woestijnen. De hamvraag van de avond was: hoe kunnen we de boeren
hiervoor porren?
‘Ze moeten niet steeds zeggen dat bloemrijke weiden mooier
zijn,’ moppert mijn boer, ‘het gaat er om dat biodiversiteit cruciaal is voor
ons allemaal. Ze moeten de noodzaak
van biodiversiteit benadrukken.’
Ik kijk naar Alexandra, die in een kanten omlijsting van
fluitenkruid, bevallig tegen haar moeder aan gaat liggen. Ons luxepaardje.
Is mooi niet noodzakelijk, vraag ik me af. Zou de behoefte
en het vermogen om van schoonheid te genieten, niet een belangrijke, misschien
wel levensreddende, menselijke eigenschap kunnen zijn? Een eigenschap om veel
vaker bij stil te staan, om te ontwikkelen, zodat het weer goed komt met de
bijen en met ons?
Ik ga even in het gras zitten. De zon schijnt zo lekker. Foekje
slaat met haar staart de vliegen weg. Tussen het grazen door briest ze
tevreden. Ik pluk een zuring en steek hem in mijn mond. Terwijl ik langzaam
kauw, luister ik naar de wind, die ruist in het riet van de nabije sloot. En
dan beginnen de kikkers met een kwaakconcert.
Groentje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten