Er staat een zilvergrijze Audi voor de deur, laatste model,
glimmend. Geen boerenvisite, dat is duidelijk. Als ik de keuken binnen stap,
zit er een goed geklede man aan de eettafel. Hij draagt een kleurig, gestreken
overhemd, goed passend jasje en geen stropdas.
Door die laatste observatie concludeer ik dat het niet
iemand van de bank kan zijn, of een accountant. Als hij opstaat om me een hand
te geven, wordt dat bevestigd. Ik zie een Replay
spijkerbroek, een cognackleurige, leren riem en bijpassende puntschoenen.
Het zou een belangrijke man binnen Staatsbosbeheer kunnen zijn, of van Het
Waterschap. Dat laatste, vermoed ik bij nader inzien, die heren gaan beter
gekleed.
Ik geef hem een hand, we stellen ons voor en voilà: het is
een Waterschapsman. Het Waterschap is heel belangrijk voor boeren. Er wordt
geen sloot gedempt of gegraven zonder hun inmenging. En dan het eindeloze gedoe
over waterpeil, waterinlaten, dijken, dammen, gemalen, en wat niet al. De
waarde van een weiland wordt er mede door bepaald.
We betalen per jaar ook een vermogen aan
Waterschapsbelasting. Ik noemde dat cijfer met vier nullen eens, toen er een
Oegandees bij ons op visite was: hij verslikte zich in zijn boterham met kaas.
Toen hij echter het wonder van Nederlands watermanagement aanschouwde, boog hij
respectvol het hoofd.
‘Hoe kan het dat die grote sloot daar hoger is dan deze
kleine slootjes, die het weiland in plakjes verdelen? Waarom loopt dat water
niet naar beneden?’ vroeg hij, toen we samen onze percelen bezichtigden.
‘Het water uit de kleine slootjes wordt naar de grote vaart
gepompt. Daar hebben we gemalen voor. Kijk, dat huisje daar bijvoorbeeld.’
De Oegandees kijkt me verbijsterd aan.
‘En als de gemalen stuk zijn?’
‘Dan komt dit land allemaal onder water te staan.’ Ik zwaai
met mijn arm. ‘Maar dat gebeurt niet. Het waterbeheer is heel goed
georganiseerd.’
Eerlijk gezegd, was ik me hier ook allemaal niet van bewust,
toen ik nog niet op de boerderij woonde. Koning Willem Alexander deed aan watermanagement,
toen hij nog een prins was en dat was een gewichtige zaak. Maar ik dacht dat
dat vooral met onze zeedijk te maken had: die mocht natuurlijk niet doorbreken.
De hele fijnmazige, infrastructuur van al die slootjes nam ik als
vanzelfsprekend aan. Voor mijn boer echter, zijn die slootjes voortdurend een
aandachtspunt. Een goede relatie met Het Waterschap daarom ook.
Nu speelt er de volgende kwestie: Het Waterschap heeft
besloten dat het, om allerlei redenen, beter is dat een bepaalde sloot gedempt
wordt. Dat behoort echter gecompenseerd te worden, om de totale opvang van
water in ‘de boezem’ te garanderen. Er is gewikt en gewogen. Vele deskundigen
hebben zich over de kwestie gebogen en nu is de conclusie: aan de rand van onze
huiskavel, moet een nieuwe sloot worden gegraven. Alleen, mijn boer is het er
niet mee eens.
Toch is de sfeer in de keuken uitstekend. Ik krijg koffie
ingeschonken van onze medewerkster, die ook helpt met het huishouden en kijkt
verwonderd naar mijn boer, die op het puntje van zijn stoel zit te stralen. De
waterschapsman hapt met zichtbaar genoegen in een stuk ontbijtkoek.
‘Wat zeg je van een mooie vijver in de tuin?’ roept mijn
boer enthousiast.
‘Een zwemvijver misschien wel!’ Hij draait een laptop naar
mijn toe en tovert een grillig blokjespatroon op het scherm met Google Maps.
‘Kijk, dit is de boerderij en ik had zo gedacht en toen besloten we dat, als we
die inlaat nou zus doen en daar de uitlaat zo. En we compenseren die sloot met
zoveel kuub daar.’
De waterschapsman knikt en glimlacht.
Om een lang verhaal kort te maken: ik krijg straks de
prachtigste waterpartijen in mijn tuin. En het komt helemaal goed met het
watermanagement in onze polder. Daar hoef je blijkbaar geen prins voor te zijn:
een boer kan het ook.
Groentje