‘Jullie kunnen ons boeren niet begrijpen,’ zei een boerin
tegen mij, toen ik voor het eerst met een uitje van de melkcoöperatie mee was.
‘Waarom niet?’ vroeg ik verbijsterd.
‘Het is een manier van leven.’
Ik vond dat een nietszeggend antwoord: iedereen heeft ‘een
manier van leven’. Ik was ooit manager van een uitvaartonderneming. Het is
nooit in me opgekomen om te zeggen: jullie
boeren kunnen niet begrijpen hoe wij
uitvaartmanagers leven.
In boerenkringen worden niet-boeren vaak met de term burgers aangeduid. Ik associeerde dat
woord in eerste instantie met de Franse Revolutie in de achttiende eeuw, toen de burgers in opstand kwamen tegen de
monarchie.
Maar er zit misschien wel iets in de vergelijking tussen boeren
en koningen. Boeren zijn officieel ondernemers, maar voor hen is erfopvolging,
net als bij koningen, nog steeds de norm. En evenals hun adellijke tegenhangers,
zijn boeren baasjes die zonder land niets voorstellen. Financieel zijn er ook
overeenkomsten: een wereld aan land, gebouwen en beesten, maar geen geld.
‘Kijk dat land was vroeger van Pieter Minnertsma. Vader
heeft het toen verkocht aan Siemen Tamminga en die heeft toen die sloten
gegraven. Hantsje Reitsma was het daar niet mee eens, want die dam was van hem
en…’ Aan het woord is de moeder van mijn boer. We zitten met zijn allen in de
auto. Alle landerijen die we passeren, worden uitgebreid becommentarieerd, want
bij iedere hectare hoort een verhaal.
Ik laat het relaas gelaten over me heenkomen. De rest van
het gezelschap luistert echter aandachtig. In mijn familie worden dit soort
verhalen nooit verteld. Mijn vader was timmerman en bezit speelt in onze
kringen nauwelijks een rol.
En dan de erfopvolging. Vorige week moest zoonlief voor
school, de missie van ons bedrijf formuleren. De leraar van de hogere
landbouwschool gaf een voorbeeld: ‘Missie: Met een rendabele bedrijfsvoering de
continuïteit van de onderneming waarborgen.’ Ik denk dat de meeste studenten
deze zin zo over konden typen.
Voor veel boeren is dit ideaal echter niet meer haalbaar en
dat wordt betreurd: er staat een manier van leven op het spel, zeggen ze.
Wij rijden gezamenlijk verder en komen weer langs een
boerderij. ‘Te koop’, staat er op een bord bij de oprit.
‘Zij ook al,’ kreunen mijn medepassagiers. ‘Wat
verschrikkelijk. Maar ja, hij heeft het bedrijf ook niet doorontwikkeld. En hij
kon ook niet met zijn broer samenwerken, heb ik gehoord. Ja, Klaas heet die.
Hij is getrouwd met Trientsje. Je weet wel, uit Sondel, van Auke en Durkje….’
‘Zijn ze failliet?’ vraag ik.
‘Nee dat niet. Boeren gaan niet failliet. Ze stoppen, omdat
het niet meer uit kan en dan verkopen ze de boel en hebben ze opeens weer geld.’
‘Maar dan is het toch niet zo erg?’
‘Dat vind jij!’
Ik kijk naar het jaren zeventig woonhuis, de trampoline in
de tuin en de grote ligbox er achter. Er is geen koe te bekennen. De
bijbehorende kavel ligt er strak bij. In het eentonig Engelse raaigras tuft een
tractor: de boer waarschijnlijk.
Verder zie ik alleen maar een paar zwarte kraaien.
Groentje