‘Ga jij mee om te wijzen waar dit vee heen moet?’ vraagt
mijn boer.
‘Tuurlijk!’
Ik klim het trapje van de vrachtwagencabine op. Als we
rijden, heb ik het gevoel dat ik in een glazen huisje boven de weg zweef. Je
merkt ook niets van de dieren achterin.
‘Moeten we hier zijn?’ vraagt de chauffeur opeens en
wijst naar een stuk land.
‘Uh.’
Ik weet het niet meer. Wat lijken weilanden eigenlijk op
elkaar. Maar ik meen een hek en een huis te herkennen.
‘Ik denk het wel,’ zeg ik.
De dieren rennen opgelucht de wagen uit. Dan zie ik dat
achterin het perceel, het hek open staat en de koeien zo doorlopen. Dat klopt
niet. Ongerust draai ik me om. Maar de motor start en de chauffeur rijdt weg.
Daar sta ik. Tot overmaat van ramp begint het ook nog keihard te regenen. Ik
bel mijn boer en leg hem de situatie voor. Hij is niet blij.
‘Ik kom straks met een ploegje. De beesten kunnen daar
niet blijven. Het kan nog wel even duren.’
‘Maar het regent…’
‘Weet ik.’
Einde gesprek.
De koeien zijn stipjes in de verte geworden. Wat ontzettend
stom!
En nu?
Als ik het vee naar het andere stuk land breng, hoeft
mijn boer niet te komen en is mijn eer een beetje gered. Maar in mijn eentje
lukt dat niet. Misschien kan de boer hiernaast me helpen.
Helaas is hij niet thuis. De boerin wil de deur alweer
voor mijn neus dicht doen, als ik vraag of ik misschien even mag schuilen. Ze
wijst me een stoel in de keuken toe.
‘Wacht hier maar even.’
Zelf verdwijnt ze, in een geroezemoes van vrouwenstemmen.
‘Wie is daar?’ hoor ik iemand vragen.
‘Je weet wel. Zij van die en die.’
‘Echt? Laat haar er toch in!’
En zo promoveer ik naar een fauteuil in de woonkamer. De
gastvrouw blijkt jarig en ze kan er nu niet meer onderuit, me ook een traktatie
aan te bieden. Het is een verrukkelijk schuimgebakje van de bakker. Maar die
mening wordt door de aanwezige vrouwen, allemaal wat oudere boerinnen, niet
gedeeld. Ze klagen er over dat het teveel kruimelt. Ondertussen proberen ze mij
uit te horen over mijn boer. Ik ontwijk hun vragen door geweldig over de taart
te pochen.
Dan richten de dames zich weer tot de gastvrouw. Wat ze
heeft gekregen, willen ze weten.
‘Wel bloemen…,’ wil de vrouw haar opsomming beginnen.
‘Bloemen?!’
Tot mijn verbazing vindt de visite bloemen pure verspilling.
‘Ik ben meteen heel duidelijk geweest,’ stelt er eentje,
‘Daar geven we ons goeie geld niet
aan uit.’
Het gezelschap knikt instemmend en ik zie de gastvrouw
ineenkrimpen.
Ik voel mij net verplicht het mooie van het krijgen van
bloemen te beschrijven, als de telefoon gaat. Het is mijn boer. Ik zag er tegenop
hem onder ogen te komen, maar nu ben ik opgelucht.
‘Dag dames. Veel plezier!’
Even later ren ik door de regen: lekker met de mannen
achter de beesten aan.
Groentje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten