‘Hoe bevalt het leven aan het voeteneind?’
Dit is een binnenkomertje voor veel mensen uit mijn vorige
leven, die me na lange tijd weer spreken. Wij wonen namelijk nogal afgelegen en
aan een doodlopende weg.
‘Hier houdt de wereld op,’ zeggen ze.
‘Hier begint de wereld,’ is onze repliek.
‘Het lijkt me zo heerlijk rustig,’ verzuchten vriendinnen
als ze bij me op bezoek komen.
‘Je stukjes over de boerderij zijn ook zo mindfull. Ik lees ze bij voorkeur na een
drukke dag op kantoor. Je avonturen met al die beesten, in de vrije natuur, ik
kalmeer daar gewoon van!’
Dit soort reacties roepen gemengde gevoelens bij me op, want
wij ervaren ons dagelijks leven niet als bijzonder harmonieus en gestaag
voortkabbelend. Wij staan ook wel eens, heel modern, stijf van de stress.
Bovendien gaat de boze buitenwereld niet aan ons voorbij.
Gisteren werd hier bijvoorbeeld nog een boef ingerekend.
We zaten net met oma aan de zondagse maaltijd, toen we
gillende sirenes hoorden. De hond begon als een dolle te blaffen en er volgde
een harde klap. Verbaasd keken we elkaar aan en renden naar het raam. Een
politieauto had een grijze Opel letterlijk klemgereden. Beide auto’s waren total loss. Er werd een kalende man uit
de Opel getrokken. Een kleine poedel sprong achter hem aan.
De man zag er ongevaarlijk uit. Eigenlijk precies zoals de
doorsnee wandelaars, die hier graag hun honden uitlaten. Toch sloegen ze hem in
de boeien. Toen hij op de achterbank van de politieauto was gezet en de
portieren veilig gesloten waren, vielen de agenten elkaar in de armen.
Waarschijnlijk hun manier van spanning loslaten.
‘Zullen we vragen wat er gebeurd is?’ opperde ik vanachter
de bloempotten.
Maar de vrouwelijke agent liep al richting onze voordeur. Ze
moest plassen. Ik vond dat niet passen bij haar robuuste uiterlijk, compleet
met kogelvrij vest. Maar goed, dit is geen Hollywood. We hoorden haar walkie talkie op de wc gewoon
doorpraten.
Toen ze weer in de keuken stond, vroeg mijn boer wat er aan
de hand was.
Dat mocht ze niet zeggen.
‘Dan zal ik nu aan iedereen vertellen dat u mij in
vertrouwen hebt genomen en dat ik niet
mag doorvertellen, wat u gezegd hebt,’ grapte mijn boer.
De agente hield zich wijselijk stil, bedankte voor het
toiletgebruik en voegde zich bij haar collega’s, die inmiddels in aantal
vervijfvoudigd waren.
Het begon buiten steeds meer op een feestje te lijken: bij dat
flitsende, blauwe licht.
‘Hoe moet ik nu naar huis?’ klaagde oma, ‘Ik kan er niet
langs.’
Maar na een halfuurtje waren alle gerechtsdienaren
vertrokken.
Mijn boer en ik keken nog even een VPRO-documentaire en gingen toen naar bed. Voor de eerste keer
dat ik hier woon, deden we de deuren op slot.
Groentje