Kipstra is weg. Het enige wat ik van haar vind, is een bosje witte veren tegen het gaas van
het kippenhok. Er is een vogelgriepuitbraak en al het gevogelte dient te worden
opgehokt. Nou zitten onze kippen in de schuur, maar voor twee is er een
uitzondering gemaakt. En nu moeten die ook naar de stal.
De ene is een klein Fries leghennetje. Zij was de laatste
van een groepje kippen, dat ons jarenlang van eieren voorzag. Om haar
eenzaamheid te doorbreken, haalde ik een
vleeskuiken uit de stal en zette die bij haar in het kippenhok. Het was geen
liefde op het eerste gezicht, maar na een dag wantrouwig loeren, werden ze toch
vriendinnen. Samen scharrelden ze door de tuin: de grote en de kleine. Kipstra
groeide, zoals een vleeskip betaamd, als kool. Na een paar weken kostte het
haar al moeite om zich door de opening van het nachthok te wurmen. En op een
nacht bezweek de slaapstok onder hun gezamenlijke gewicht.
Ik vond het leuk Kipstra te zien opgroeien, omdat onze
vleeskippen na negen weken al naar de slacht gaan. Als klein kuikentje zien ze
er schattig uit, maar daarna doen ze nog het meeste denken aan lelijke pubers
in slordige jassen. Zodra ze een beetje
knap in de veren zitten, is hun laatste uur geslagen. Kipstra kreeg de kans uit
te groeien tot een rijzige kippendame in een keurige witte mantel. Maar nu kan
ik haar dus nergens meer vinden en ik maak me zorgen. Zou ze door een vos
gegrepen zijn? Het Friese leghennetje tokt eenzaam rond.
Ergens is het absurd dat ik me druk maak om deze ene kip. De
honderden kippen in de stal negeer ik namelijk meestal. Een keer ging ik met
mijn boer mee naar de slachterij. Wij stonden daar met ons bestelbusje, terwijl
voor en na ons vrachtwagens met tienduizenden kippen werden gelost. Deze werden
op een lopende band gezet, waar ze argeloos om zich heen keken. Een paar
seconden later waren ze dood. Het was indrukwekkend, maar ik had geen gevoelens
voor de individuele kip. Dat is wat aantallen blijkbaar met je doen.
Wat koeien betreft hebben we een zogenaamde megastal. Dat
heeft een negatieve klank. Misschien om dezelfde reden: de macht van het getal? Is men bang dat we
ons minder om de individuele koe bekommeren?
Ik begrijp die zorg, maar in de praktijk valt het mee. We
passen goed op ieder beest en mijn man kent ze alle driehonderd. ‘Het is een
kwestie van aandacht en aanraking,’ zegt hij. Daarnaast zijn hoeveelheden
relatief. In de VS zijn bedrijven met tienduizenden koeien heel gewoon. Toch is
dat voor mijn gevoel veel te veel, want te anoniem.
Dan zie ik een witte vlek tussen de frambozenstruiken. En ja
hoor, het is Kipstra. Blij loop ik de tuin in, om haar op te hokken. Veilig
tussen haar soortgenoten.
Groentje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten